Risico op armoede of sociale uitsluiting (i01)

In 2022 bedroeg het aandeel van de bevolking in België met een risico op armoede of sociale uitsluiting 18,7 procent. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dit cijfer dalen naar 10,8 procent. Dit cijferdoel wordt niet bereikt met een voortzetting van de trend tussen 2015 en 2022 (evaluatie van november 2023; breuk in tijdreeks: BE 2019 – gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden). Het aandeel van de bevolking met een risico op armoede of sociale uitsluiting evolueert dus ongunstig.

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Risico op armoede of sociale uitsluiting - België - trendevaluatie

procent van bevolking

 20002015201920202021202220252030
waarnemingen--21.620.0--18.818.7----
trend en extrapolatie (november 2023)--22.320.119.619.018.517.416.2
doelstelling 203010.810.810.810.810.810.810.810.8

breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden.

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 31/03/2023) & berekeningen FPB.

Risico op armoede of sociale uitsluiting - België en internationale vergelijking

procent van bevolking

 2004200520102013201520182019202020222022//20152018//20042018//20132020//2010
België--------21.620.520.020.318.7-2.0------
EU27--------24.021.721.121.621.6-1.5------
België (EU2020)21.622.620.820.821.120.019.518.918.3-2.0-0.5-0.8-1.0
EU27 (EU2020)----23.924.623.821.620.921.5-------2.6-1.1
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: EU 2020, BE 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01n en ilc_peps01, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), Risico op armoede of sociale uitsluiting - cijfers, https://statbel.fgov.be/nl/themas/huishoudens/armoede-en-levensomstandigheden/risico-op-armoede-sociale-uitsluiting#figures (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens gewest - België

procent van bevolking

 20192020202120222022//2019
Brussels Hoofdstedelijk Gewest38.936.435.338.8-0.1
Vlaams Gewest 13.914.212.411.2-6.9
Waals Gewest 24.826.024.925.81.3
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps11n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens geslacht - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
vrouwen22.821.720.620.919.419.3-2.1-1.6
mannen20.519.419.419.718.218.1-2.3-1.8
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023);

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens leeftijd - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
<1824.123.523.022.020.519.6-5.2-0.8
18-2424.623.921.521.220.121.50.0-1.0
25-4919.618.017.617.116.415.5-4.1-2.8
50-6424.822.622.422.522.020.7-2.6-3.0
>6417.417.917.521.317.020.04.60.9
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023);

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens opleiding - België

procent van 18-jarigen en ouder

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
hoogstens lager secundair36.735.534.337.934.538.53.9-1.1
hoger secundair20.319.319.320.619.219.1-0.3-1.7
hoger10.48.48.78.38.28.70.0-6.9
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps04n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023);

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens huishoudentype - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
alleenstaande32.731.330.832.731.030.5-0.3-1.4
eenoudergezin49.751.545.846.339.044.0-1.31.2
2 volwassenen16.116.215.716.214.315.0-1.50.2
2 volw., 1 kind13.314.217.217.414.811.5-12.62.2
2 volw., 2 kinderen12.411.38.69.18.08.60.0-3.0
2 volw., 3+ kinderen24.625.726.323.822.722.5-5.11.5
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps03n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023)

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens activiteitsstatus - België

procent van 18-jarigen en ouder

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
werkend6.66.56.56.45.55.2-7.2-0.5
werkloos70.367.272.171.964.267.9-2.0-1.5
gepensioneerd14.815.815.618.915.417.74.32.2
andere49.549.046.848.646.346.3-0.4-0.3
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps02n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023)

Risico op armoede of sociale uitsluiting, volgens inkomen - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
kwintiel 182.986.282.081.573.775.4-2.81.3
kwintiel 217.712.310.913.713.712.85.5-11.4
kwintiel 35.22.84.83.64.13.7-8.3-18.6
kwintiel 41.60.71.72.01.61.0-16.2-24.1
kwintiel 50.70.50.60.60.90.60.0-10.6
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps03n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023);

Definitie: het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting komt overeen met de verhouding van het aantal personen dat tot minstens één van drie deelpopulaties behoort ten opzichte van de totale bevolking. Die deelpopulaties zijn de personen met een armoederisico, personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit en personen die leven in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering.

Deze indicator werd reeds gebruikt in het kader van de Europa 2020-strategie. Echter twee van de drie deelindicatoren hadden toen een andere definitie: ernstige materiële ontbering is nu vervangen door ernstige materiële en sociale ontbering (met een geüpdatet lijst items) en de in acht genomen personen voor het berekenen van de indicator over zeer lage werkintensiteit wijzigde licht.

Hierna wordt de algemene evolutie van beide indicatoren voor België en de EU27 becommentarieerd. Naar de indicator in het kader van de Europa 2020-strategie, met gegevens beschikbaar vanaf 2004, wordt dan verwezen met de aanduiding '(EU 2020)'. Voor de indicator gebruikt na de Europa 2020-strategie in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) is er geen specifieke aanduiding. Hiervoor zijn data beschikbaar vanaf ten vroegste 2015 en de gegevens voor België worden ook gebruikt om de evolutie per gewest en voor verschillende bevolkingscategorieën toe te lichten.

De gegevens over de personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). De inkomensgegevens gebruikt voor de berekening van de deelpopulatie van personen met een armoederisico hebben steeds betrekking hebben op het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar. Dit is ook het geval voor de tewerkstellingsgegevens gebruikt voor het berekenen van de deelpopulatie van personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit. De gegevens gebruikt voor het berekenen van de personen die leven in een situatie van ernstige materiële ontbering en ernstige materiële en sociale ontbering hebben betrekking op het ogenblik van enquêtering.

Statistics Belgium organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) die met deze gegevens overeenkomen, zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statistics Belgium.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid, waardoor de gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar zijn met de gegevens vanaf 2019.In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren. Eveneens moet worden opgemerkt dat omwille van het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid tijdens de covid-19-pandemie de categorie 'werkloos' in SILC 2021 niet alleen langdurig werklozen omvat, maar eveneens personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022).

Doelstelling: tegen 2030 moet het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gehalveerd zijn, namelijk van 21,6% in 2015 naar 10,8% in 2030.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstelling 1.2: "Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen". Vertaald in Belgische context betekent dit dat, tegen 2030, het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gehalveerd zou moeten zijn.

De Europese Sociale top in Porto van 7 mei 2021 heeft in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) nieuwe sociale doelstellingen voor 2030 overeengekomen tussen de Europese Raad, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de sociale partners. Die doelstellingen werden goedgekeurd door de Europese Raad (Europese Raad, 2021a, 2021b). Een vermindering in de EU tegen 2030 van het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting met ten minste 15 miljoen, inclusief 5 miljoen kinderen, werd er voorgesteld.

België engageerde zich in dat kader om het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gebaseerd op de SILC-gegevens van 2019 te verminderen met 279.000 personen tot 1,982 miljoen personen tegen 2030. Specifiek voor kinderen (personen jonger dan 18 jaar) en voor dezelfde periode geldt een verminderingsdoelstelling van 93.000 personen (Federal Public Service Social Security, 2023). Merk op dat België ook een cijferdoel aan voor personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting die werken: die zou hoogstens 4,9% mogen zijn in 2030 (European Commission, 2022; Federal Public Service Social Security, 2023).

Evolutie: het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting steeg, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, van 21,6% in 2015 tot 22% in 2017, om daarna te dalen tot 18,7% in 2022. In absolute cijfers gaat om 2.397.000 personen in 2015 en 2.457.000 personen in 2017. In 2022 leefden 2.144.000 personen met een risicio op armoede of sociale uitsluiting.

Ondanks de Covid-crisis en de daarmee gepaard gaande lockdowns en economische schade is deze indicator in België tussen 2019 en 2021 niet gestegen. Het Belgische beleid tijdens deze crisis om vooral de inkomens in de laagste decielen veilig te stellen verklaart dit (Federal Public Service Social Security, 2023).

Het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting (EU 2020) stijgt van 21,6% in 2004 tot 22,6% in 2005. Daarna daalt het tot 20,2% in 2009 en vervolgens stijgt het tot 21,6% in 2012. Dat aandeel daalt in 2013 tot 20,8% en het stijgt tot 21,2% in 2014. Hierna daalt deze indicator tot 20% in 2018. Met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, bedroeg het armoederisicopercentage 19,5% in 2019. Sindsdien daalde deze indicator tot 17,6% in 2021, om daarna te stijgen tot 18,3% in 2022.

In 2008 behoorden 2,194 miljoen personen in België tot die groep. In 2018, is dit licht hoger, namelijk 2,247 miljoen personen. Met de nieuwe méthodologie gebruikt vanaf 2019, komt dit cijfer in 2019 overeen met 2,197 miljoen personen. Hoewel rekening moet worden gehouden met het feit dat die enquêtegegevens schattingen zijn kan worden vastgesteld dat sinds de financieel-economische crisis van 2008/2009 die indicator niet is geëvolueerd in de richting van de doelstelling van 1,81 miljoen personen voor het jaar 2018, zoals bepaald in de Europa 2020-strategie. De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid stelt in dit verband dat "Het aantal personen dat zich in een situatie van armoede of sociale uitsluiting bevindt (Europa 2020-doelstelling) is quasi stabiel gebleven in vergelijking met het niveau aan het begin van de strategie." (Federal Public Service Social Security, 2019, p. 4 en Federal Public Service Social Security, 2020).

Internationale vergelijking: het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting daalde in de EU27 van 24% in 2015 tot 21,6% in 2022. In die periode is het gemiddelde voor België 1,5 procentpunt lager dan dat van de EU27. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de middelmatig presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond de Tsjechië met 11,8% op de eerste plaats en Roemenië met 34,4% op de laatste.

Tussen 2010 en 2020 is het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting (EU 2020) in de EU27 gedaald van 23,9% tot 21,5%. Het gemiddelde voor België in de periode 2010-2020 is 2,7 procentpunt lager dan dat van de EU27. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2020 tot de middelmatig presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond de Tsjechische republiek met 11,9% op de eerste plaats en Bulgarije met 32,1% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting in 2022 is, met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 38,8% in Brussel (BI95% 35,6 – 42), 11,2% in Vlaanderen (BI95% 9,8 – 12,6), 25,8% in Wallonië (BI95% 24 – 27,6) en 18,8% in België (BI95% 17,6 – 19,8).

De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: in de periode 2015-2022 is het aandeel vrouwen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, hoger dan dat van mannen. Voor het jaar 2015 zijn de cijfers respectievelijk 22,8% en 20,5%. Dit daalde tot 19,3% voor vrouwen en 18,1% voor mannen in 2022.

Opsplitsing volgens inkomen: hoe hoger het inkomen, hoe lager het risico op armoede of sociale uitsluiting. In 2022 bedraagt, gegeven de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, het aandeel van de bevolking in het laagste inkomenskwintiel met een risico op armoede of sociale uitsluiting 75,4%. Voor het tweede inkomenskwintiel is dit 12,8%. Het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting in het derde, vierde en vijfde inkomenskwintiel is respectievelijk 3,7%, 1% en 0,6%.

Opsplitsing volgens leeftijd: in 2022 had de bevolking tussen 18 en 25 jaar het hoogste percentage met een risico op armoede of sociale uitsluiting namelijk 21,5%. Hierna komen personen tussen 50 en 64 jaar met 20,7%, op de voet gevolgd door 65-plussers en personen jonger dan 18 jaar met respectievelijk 20% en 19,6%. Personen tussen 25 en 50 jaar hebben het laagste percentage in 2022 namelijk 15,5%.

In de periode 2015-2022 daalde het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, voor praktisch alle bevolkingscategorieën. Enkel voor de 65-plussers was er een stijging van 17,4% tot 20%.

Opsplitsing volgens opleiding: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager het risico op armoede of sociale uitsluiting. De cijfers voor het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, zijn respectievelijk 36,8%, 19,4% en 8,7% in 2022.

Opsplitsing volgens activiteitsstatus: het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting voor het jaar 2022 bedraagt, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, voor de categorieën werklozen, andere inactieven, gepensioneerden en werkenden is respectievelijk 67,9%, 46,3%, 17,7% en 5,2%.

In de periode 2015-2022 daalde het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, voor praktisch alle activiteitsstatussen. Enkel voor gepensioneerden was er een stijging van 14,8% tot 17,7%.

VN-indicator: de gekozen indicator stemt overeen met indicator 1.2.2 – Aandeel van mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden dat in armoede leeft in al haar dimensies volgens de nationale definities.

Bronnen