Officiële ontwikkelingshulp (i76)

In 2022 (voorlopig cijfer) bedroeg de Belgische officiële ontwikkelingshulp 0,45 procent van het bruto nationaal inkomen. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dat cijfer stijgen naar 0,7 procent. Dat doel wordt niet bereikt met een voortzetting van de trend sinds 2000 (gegevens beschikbaar in november 2023). De officiële ontwikkelingshulp evolueert dus ongunstig.

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Officiële ontwikkelingshulp - België - trendevaluatie

procent van bruto nationaal inkomen

 200020052010201520202021202220252030
waarnemingen0.360.530.640.420.480.430.45----
trend en extrapolatie (november 2023)0.400.480.510.470.440.440.430.430.42
doelstelling0.700.700.700.700.700.700.700.700.70

2018: breuk in tijdreeks; 2022: voorlopige gegevens

OECD (2023), OECD.Stat, Theme: Development > Flows by Provider > Total flows by donor (ODA+OOF+Private) [DAC1], https://stats.oecd.org/ (bijgewerkt 29/09/2023, geraadpleegd 17/10/2023); berekeningen FPB.

Officiële ontwikkelingshulp - België en internationale vergelijking

procent van bruto nationaal inkomen

 1990200020052010201520172020202120222022//19902022//20172021//2000
België0.460.360.530.640.420.450.480.430.45-0.020.330.91
OESO DAC0.320.220.320.310.300.310.330.330.360.373.041.95
EU27--0.320.420.440.420.470.500.49------2.05
//: Gemiddelde groeivoeten

2018: breuk in tijdreeks; 2022: voorlopige gegevens

OECD (2023), OECD.Stat, Theme: Development > Flows by Provider > Total flows by donor (ODA+OOF+Private) [DAC1], https://stats.oecd.org/ (bijgewerkt 29/09/2023, geraadpleegd 17/10/2023); Eurostat (2023), Official development assistance as share of gross national income [sdg_17_10], https://ec.europa.eu/eurostat (bijgewerkt 24/01/2023, geraadpleegd 17/10/2023); berekeningen FPB.

Definitie: de officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance of ODA) bestaat uit giften en leningen tegen gunstige financiële voorwaarden die officiële instanties verstrekken aan ontwikkelingslanden en die economische ontwikkeling en welzijn als voornaamste doelstelling hebben. De ODA omvat zowel financiële stromen als de zogenaamde technische bijstand. Ook bepaalde bijdragen aan internationale instellingen behoren tot de ODA. Die indicator wordt uitgedrukt in procent van het bruto nationaal inkomen. De statistieken over ontwikkelingshulp worden opgesteld volgens de regels van het Comité voor Ontwikkelingshulp (Development Assistance Committee, DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De gegevens over België en de DAC-landen komen van de OESO, die over de EU27 van Eurostat.

Doelstelling: 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen besteden aan officiële ontwikkelingshulp.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstelling 17.2: "Ontwikkelde landen dienen ten volle hun verbintenissen aangaande officiële ontwikkelingshulp te implementeren, waaronder ook de verbintenis van vele ontwikkelde landen om 0,7% van het bruto nationaal inkomen te besteden aan officiële ontwikkelingshulp voor ontwikkelingslanden (ODA/GNI) en 0,15% tot 0,20% voor de minst ontwikkelde landen; ODA-donoren worden aangemoedigd om voor zichzelf een doelstelling te bepalen om minstens 0,2% te besteden aan de minst ontwikkelde landen".

In België staat de kwantitatieve doelstelling van 0,7 procent in de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking (Belgisch Staatsblad 12/04/2013, artikel 9). Het regeerakkoord van 2020 kondigt een bindend groeipad aan om de 0,7 procent tegen 2030 te behalen (Federale regering, 2020, p. 96).

Evolutie: in 2022 (voorlopige cijfers) bedroeg de Belgische officiële ontwikkelingshulp 2,7 miljard US dollar of 0,45% van het bruto nationaal inkomen (bni). Dat ligt net onder de 0,46% in 1990. Tijdens de jaren 1990 daalde de ODA, tot het dieptepunt van 0,30% van het bni in 1999. Daarna werd de dalende trend omgebogen, weliswaar met aanzienlijke schommelingen van jaar tot jaar. De ODA bereikte in 2010 met 0,64% zijn hoogste niveau, waarna die weer daalde. De norm van 0,7% werd tot nu toe niet gehaald.

Internationale vergelijking: in 2022 (voorlopige cijfers) staat België op de dertiende plaats van 30 DAC-landen en het scoort beter dan het DAC-gemiddelde. Vijf landen bereikten de 0,7%-doelstelling: Luxemburg, Zweden, Noorwegen, Duitsland en Denemarken. De totale ODA van de DAC-landen bedroeg in dat jaar 204 miljard US dollar of 0,36% van hun gezamenlijke bni. Bijna de helft van de DAC-hulp is afkomstig van EU-landen: in 2022 was dat 45% van het totaal. In absolute bedragen waren de Verenigde Staten de grootste donor, gevolgd door Duitsland, Japan, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk; België kwam op de zeventiende plaats. Sinds 1990 ligt de Belgische ODA in procent van het bni steeds hoger dan het DAC-gemiddelde.

Naast België zijn in 2022 nog 19 andere EU-landen en ook de EU-instellingen lid van het DAC. Eurostat publiceert gegevens over de officiële ontwikkelingshulp voor alle 27 EU-landen. Van 2000 tot en met 2014 scoorde België beter dan het gemiddelde van de EU27; vanaf 2015 zijn beide nagenoeg gelijk. In een verdeling van de EU-landen in drie groepen behoort België in 2021 met 0,43% tot de best presterende groep, maar het scoort minder goed dan het EU-gemiddelde van 0,49%. In dat jaar stond Luxemburg met 0,99% op de eerste plaats en Cyprus met 0,07% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: ongeveer 95 procent van de Belgische officiële ontwikkelingshulp komt van de federale overheid. De bijdragen van gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten zijn samen goed voor de overige 5 procent (FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 2023).

VN-indicator: de gekozen indicator stemt overeen met indicator 17.2.1 - Netto officiële ontwikkelingshulp, totaal en voor de minst ontwikkelde landen, als aandeel van het bruto nationaal inkomen van de donorlanden van het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

Bronnen