Ernstige materiële en sociale ontbering (i04)

  •  30/11/2023
  • doelstelling 
  •  evaluatie 

In 2022 leefde 5,8 procent van de Belgische bevolking in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dit cijfer dalen. Die trend is gunstig tussen 2015 en 2022 (evaluatie van november 2023).

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Ernstige materiële en sociale ontbering (en EU2020-voorganger) - België en internationale vergelijking

procent van bevolking

 20042005201020132015201820192020202120222022//20152018//20042018//20132020//2010
België--------7.26.56.36.76.35.8-3.0------
EU27--------9.77.16.76.86.36.7-5.1------
België (EU2020)4.76.55.95.15.85.04.43.93.63.9-5.50.4-0.4-4.1
EU27 (EU2020)----8.99.88.46.15.55.9---------9.0-4.0
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd11 en ilc_mddd11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens gewest - België

procent van bevolking

 20192020202120222022//2019
Brussels Hoofdstedelijk Gewest13.713.511.511.6-5.4
Vlaams Gewest3.63.94.43.2-3.8
Waals Gewest8.69.58.08.70.4
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd18, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens geslacht - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
vrouwen7.77.06.46.96.46.1-1.6-3.1
mannen6.75.96.26.56.25.5-3.9-4.1
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023)

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens leeftijd - België

procent van bevolking

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
<189.99.28.48.18.67.7-2.9-2.4
18-246.14.44.95.84.74.7-1.4-10.3
25-497.66.76.37.06.66.0-1.6-4.1
50-647.17.07.27.56.86.2-4.9-0.5
>643.93.03.14.03.03.54.1-8.4
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023)

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens opleiding - België

procent van 18-jarigen en ouder

 20142015201820192020202120222022//20192018//2014
hoogstens lager secundair22.722.019.719.020.719.619.81.4-3.5
hoger secundair10.211.010.211.312.010.510.0-4.00.0
hoger4.34.13.63.93.73.53.6-2.6-4.3
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd03, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023);

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens huishoudentype - België

procent van bevolking

 20192020202120222022//2019
alleenstaande11.111.69.69.8-4.1
eenoudergezin17.219.316.917.50.6
2 volwassenen3.13.52.92.7-4.5
2 volw., 1 kind5.17.37.74.8-2.0
2 volw., 2 kinderen2.82.62.92.5-3.7
2 volw., 3+ kinderen8.57.37.68.1-1.6
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd13, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 23/10/2023); Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens activiteitsstatus - België

procent van 18-jarigen en ouder

 20142015201820192020202120222022//20192018//2014
werkend5.75.04.95.05.34.44.4-4.2-3.7
werkloos37.337.540.938.443.234.631.5-6.42.3
gepensioneerd7.48.06.77.07.05.96.3-3.5-2.5
andere inactief24.023.923.123.725.123.221.6-3.0-0.9
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd01 , https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023);

Ernstige materiële en sociale ontbering volgens inkomen - België

procent van bevolking

 20192020202120222022//2019
kwintiel 123.123.521.819.5-5.5
kwintiel 25.17.06.47.312.7
kwintiel 32.51.82.11.8-10.4
kwintiel 40.61.10.90.5-5.9
kwintiel 50.00.10.20.1--
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_mdsd13, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 23/10/2023)

Definitie: een persoon is ernstig materieel en sociaal gedepriveerd indien zij of hij 7 van 13 materiële bezittingen of sociale handelingen om financiële redenen niet kan veroorloven. Die materiële bezittingen of sociale handelingen zijn tijdig betalingen kunnen doen, een week vakantie per jaar nemen buitenshuis, minstens om de twee dagen vlees, kip of vis eten, een onverwachte uitgave doen, zich een eigen wagen veroorloven, de woning degelijk verwarmen, beschadigde of versleten meubels vervangen, versleten kledij vervangen door nieuwe kledij, twee paar schoenen in goede staat (waarvan één paar gesloten schoenen), thuis toegang tot internet hebben, minstens éénmaal per maand met vrienden of familie afspreken om iets te eten of te drinken, regelmatig deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten zoals sport, film, concerten, enz. en ten slotte wekelijks een bedrag uitgeven voor persoonlijke behoeften (Federal Public Service Social Security, 2018; Statbel, 2021b; European Commission, 2022a).

Personen die leven in een huishouden in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering, maken deel uit van de doelgroep personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting. De indicator vervangt de indicator ‘ernstige materiële ontbering’ goedgekeurd in het kader van de Europa 2020-strategie. De lijst materiële bezittingen of sociale handelingen van de indicator ‘materiële en sociale deprivatie’ is geactualiseerd ten opzichte van zijn voorganger. Een persoon bevindt zich in een situatie van ernstige materiële ontbering indien zijn huishouden geconfronteerd wordt met minstens vier van de negen volgende items: onverwachte kosten niet kunnen opvangen, niet om de andere dag een maaltijd met proteïnen kunnen eten, zijn huis niet adequaat kunnen verwarmen (wegens financiële redenen), zich niet één keer per jaar één week vakantie weg van thuis kunnen veroorloven, geen auto hebben (indien de persoon dat wenst), geen televisie hebben (indien de persoon dat wenst), geen telefoon hebben (indien de persoon dat wenst), geen wasmachine hebben (indien de persoon dat wenst) en ten slotte achterstallen hebben voor het aflossen van hypotheeklening, huur of facturen voor de diensten van openbaar nut.

Hierna wordt de algemene evolutie van beide indicatoren voor België en de EU becommentarieerd. Naar de indicator in het kader van de Europa 2020-strategie, met name personen met een ernstige materiële ontbering, wordt, om misverstanden te vermijden, nog verwezen met de specifieke aanduiding ‘(EU 2020)’. Voor de indicator gebruikt na de Europa 2020-strategie in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) is er geen specifieke aanduiding en wordt gewoon de naam vermeld: ernstige materiële en sociale deprivatie’. Hiervoor zijn data beschikbaar vanaf ten vroegste 2015 en de gegevens voor België worden ook gebruikt om de evolutie per regio en voor verschillende bevolkingscategorieën toe te lichten.

De hier gebruikte gegevens over materiële ontbering zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). Personen die deelnemen aan deze enquête kunnen melden of zij op het ogenblik van enquêtering al dan niet geconfronteerd worden met voornoemde problemen. Statistics Belgium organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) die met deze gegevens overeenkomen, zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statistics Belgium.

In 2005 was er een methodologische verandering in de SILC-enquête over het item “zijn huis niet adequaat kunnen verwarmen (wegens financiële redenen)”. Ook veranderde in 2008 de plaats van datzelfde item in de vragenlijst. Om die redenen lijkt het aangewezen de evolutie van die indicator vooral vanaf 2008 te beschouwen en niet vroeger.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid. In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021a). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren. Eveneens moet worden opgemerkt dat omwille van het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid tijdens de covid-19-pandemie de categorie ‘werkloos’ in SILC 2021 niet alleen langdurig werklozen omvat, maar eveneens personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022).

Doelstelling: het aandeel en het aantal personen dat leeft in een huishouden met ernstige materiële ontbering moeten dalen.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten de volgende subdoelstellingen: "Gelijke kansen verzekeren en ongelijkheden wegwerken, ook door het afvoeren van discriminerende wetten, beleidslijnen en praktijken en door het bevorderen van de geschikte wetgeving, beleidslijnen en acties in dit opzicht" (subdoelstelling 10.3) en "Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen" (subdoelstelling 1.2).

Personen die leven in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering maken deel uit van de doelgroep van personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting waarvoor in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten een verminderingsdoelstelling werd aangenomen (Europese Raad, 2021a, 2021b). België engageerde zich in dat kader om het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gebaseerd op de SILC-gegevens van 2019 te verminderen et 279.000 personen (waaronder 93.000 kinderen), tot 1,982 miljoen personen tegen 2030 (European Commission, 2022b, Federal Public Service Social Security, 2023),

Zijn voorganger ‘ernstige materiële ontbering’ maakte deel uit van de doelgroep van personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting zoals omschreven in de Europa 2020-strategie (Europese Commissie, 2010).

Evolutie: in de periode 2015-2022 daalde, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, het aandeel personen in ernstige materiële en sociale ontbering van 7,2% tot 5,8%.

Het aandeel personen dat leeft in een huishouden met ernstige materiële ontbering (EU 2020) daalde in de periode 2015-2022 van 5,8% tot 3,9%, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019. Daarvoor schommelde deze indicator rond 6%.

Internationale vergelijking: in de EU27 daalde het aandeel personen in ernstige materiële en sociale ontbering van 9,7% in 2015 tot 6,7% in 2022. In een verdeling van lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de slechtst presterende groep. In dat jaar stond Slovenië met 1,4% op de eerste plaats en Roemenië met 24,3% op de laatste.

Tussen 2010 en 2012 steeg het aandeel personen in ernstige materiële ontbering (EU 2020) in de EU27 van 8,9% tot 10,2%, waarna die daalde tot 5,9% in 2020. In een verdeling van lidstaten in drie groepen behoort België in 2020 tot de middelmatig presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond Luxemburg met 1,7% op de eerste plaats en Bulgarije met 19,4% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: het aandeel personen dat leeft in een huishouden met ernstige materiële en sociale ontbering in 2022 is, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 11,6% in Brussel (BI95% 9,8 – 13,4), 3,2% in Vlaanderen (BI95% 2,2 – 4,2), 8,7% in Wallonië (BI95% 7,3 – 10,1) en 5,8% in België (BI95% 5,1 – 6,5).

De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: in de periode 2015-2022 rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, daalde het aandeel vrouwen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering van 7,7% tot 6,1%. Het percentage voor mannen is lager en daalde in die periode van 6,7% tot 5,5%.

Opsplitsing volgens inkomen: hoe hoger het inkomen, hoe lager het aandeel personen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering is. Voor het laagste inkomenskwintiel bedraagt deze indicator 19,5% in 2022 en het daalt snel tot praktisch 0 voor het hoogste inkomenskwintiel.

Opsplitsing volgens leeftijd: in de periode 2015-2022, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, daalde het aandeel personen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering in alle leeftijdscategorieën. Het aandeel personen jonger dan 18 jaar is in die periode steeds het hoogste. In 2022 was dit 7,7%. En het aandeel van ouderen (65-plussers) in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering is steeds het laagste (3,5% in 2022).

Opsplitsing volgens opleiding: het aandeel personen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering is steeds lager naarmate het opleidingsniveau van de betrokkene toeneemt. Rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, bedraagt het aandeel personen ouder dan 18 jaar in een situatie ernstige materiële en sociale ontbering met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs 19,8% in 2022. Voor de personen met een diploma hoger secundair onderwijs of hoger onderwijs bedraagt die indicator in 2022 respectievelijk 10% en 3,6%.

Opsplitsing volgens huishoudentype: de gegevens beschikbaar voor de periode 2019-2022 geven aan dat het aandeel personen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering steeds het hoogst is voor eenoudergezinnen en alleenstaanden, respectievelijk 17,5% en 9,8% in 2022. Voor twee volwassenen zonder kinderen en twee volwassenen met twee kinderen is dit ongeveer 2,6% in 2022. Voor twee volwassenen met één kind of met drie of meer kinderen is dit respectievelijk 4,8% en 8,1%.

Opsplitsing volgens activiteitsstatus: het aandeel personen in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering voor 2022 is het hoogst voor werklozen en andere inactieven, respectievelijk 31,5% en 21,6%. Voor werkenden en gepensioneerden is dit met ongeveer 5% merkelijk lager. Tussen 2014 en 2022 daalde deze aandelen voor alle categorieën, rekening houdend met de gewijzigde methodologie gebruikt vanaf 2019.

VN-indicator: de gekozen indicator is verwant met indicator 1.2.2 - Aandeel van mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden dat in armoede leeft in al haar dimensies volgens de nationale definities, omdat personen die leven in een situatie van ernstige materiële ontbering ook behoren tot de populatie van personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, wat de nationaal gangbare multidimensionale armoededefinitie is.

Deze indicator wordt gebruikt om de composiete indicator van het welzijn hier en nu, gepubliceerd in het rapport Indicatoren van duurzame ontwikkeling, te berekenen.

Bronnen